Het zonnetje lokte de mensen naar buiten en de markt van Velzeke werd dan ook druk bezocht. Rina's moeder wees een vaas aan. Het gelige glas was dooraderd met blauwe en witte slingers. "Hoeveel kost ze?" De marktkramer nam het stuk op en hield het in het zonlicht. De kleuren schitterden nu fel. Een prachtvaas, domina. Eén zilveren denarius. "Zoveel?" "Dit is meerkleurig glaswerk uit Keulen, de hoogste kwaliteit." "En als je ze laat vallen, is ze kapot," grapte Rina. "Daarom hou ik de vaas liever zelf vast," zei de man. "Goed, ik koop ze". De marktkramer legde de vaas voorzichtig in het mandje dat Rina droeg en haar moeder betaalde. "Let maar op dat je vaas niet gestolen wordt," zei Alvia, Rina's vriendin. "Er komt allerlei volk aan de tempel." "Wie dit wegneemt, haalt zich de vloek van de goden op op de hals." Ze verlieten de markt en gingen naar de tempel van de moedergodinnen. In het gebouw, voor het beeld van de drie godinnen, zette Rina's moeder de vaas neer. Alvira goot er water in en Rina vulde ze de bloemen. Daarna bogen ze samen het hoofd voor de Moedergodinnen. Rina kende het drietal goed. Ook bij hen thuis hadden ze een ereplaats op het huisaltaartje. Eigenlijk hoorden ze bij de familie: de jonge godin, de oudere en de oudste. Met hun mandje vruchten op schoot straalden ze rust en vertrouwen uit. Buiten wachtte een man in een lang, grauw kleed hen op. Hij groette vriendelijk. ‘Gegroet, domina, gegroet, meisjes.’ ‘Gegroet, priester.’ ‘Zal ik een kort gebed uitspreken?’ ‘Graag.’ ‘Goede godinnen, aanvaard deze bloemen als een blijk van dankbaarheid voor de bescherming die u ons biedt. Blijf ons onder uw hoede houden, zodat dit stadje in vrede en voorspoed leeft.’ ‘Dank u, priester.’ ‘Het is een zegen voor onze stad dat we een tempel hebben die aan de Moedergodinnen is gewijd.’ De priester keek Rina's moeder aan. ‘Ik heb gehoord dat u vanavond een hoge gast ontvangt?’ ‘Dat is zo. Een Romeinse officier komt bij ons langs.’ ‘Ik weet dat u hem gastvrij zult ontvangen.’ ‘Kan ik anders?’ ‘Nee, natuurlijk niet. Een Romein kan je het best te vriend houden. Daarbij, we vroegen daarnet toch om vrede?’ Rina's moeder keek bezorgd. ‘Komt er oorlog?’ De priester dacht na. ‘Ik denk het niet. Die schermutselingen aan de grens stellen niet veel voor en hier in het binnenland is het al jarenlang rustig.’ .
|