Lore staarde naar de prikkeldraad. Reeds meer dan een jaar sneed hij Koewacht in twee delen. Eerst bleef het beperkt tot de kern van het dorp, maar gaandeweg werd de prikkeldraad uitgebreid tot de hele grens. In de zomer was het een verschrikking geworden. Toen hadden de Duitsers de prikkeldraad onder elektrische stroom gezet, een zware, dodelijke lading. Floertje was een van de eerste slachtoffers. Vroeg in de morgen was Wieske, het vrouwtje dat vlakbij woonde, komen aankloppen: ‘Ik denk dat jullie kat daar ligt.’ Hier was het dat Lore het beestje gevonden had. Er liep een vreselijk brandspoor door haar vacht alsof iemand er met een gloeiende kachelpook over was gegaan. Ze was naar het dier gegaan om het op te rapen. ‘Vorsicht!’ had een soldaat geroepen. ‘Het is mijn kat!’ had ze teruggeschreeuwd. De Duitser had haar opzij geduwd en met een speciale haak had hij het beest van de draad losgetrokken. Pas achteraf had Lore begrepen dat die ruwe soldaat haar leven had gered. ‘Doe niet zo kinderachtig,’ had haar vader gezegd toen ze weer eens naar deze plaats ging. ‘Er sterven mensen door de draad. Dat is veel erger.’ Natuurlijk was dat erger. Zo’n stomme kat. En toch… Lorde klopte aan bij het kleine huisje. Het vrouwtje opende de deur.. ‘Ik heb wat worst voor je bij, Wieske.’ ‘Maar kindje toch, zoiets hoef je niet te doen.’ ‘Een overschotje. Laat het je smaken.’ ‘Dat zal het zeker. Het is al lang geleden dat ik vlees gegeten heb. Kom toch binnen.’ Het was er klein, maar gezellig. ‘Het is hier lekker warm,’ zei Lore. ‘Enkele uurtjes per dag maak ik de kachel aan. Daarna moet ik me maar warm inpakken. Een kopje thee?’ ‘Graag.’ Lore keek door het raam. Buiten het zicht van de Duitse grenspost, had ze een ongestoorde blik op een stukje onbezet Koewacht. Het klooster lag vlakbij. Even leek het alsof ze er nog les kreeg van zuster Monica… Wat zouden haar Hollandse klasgenoten al niet meer weten dan zij? Ze kon nog net het huis van Bert zien. Ook hij zat nu ongetwijfeld al een jaar hoger. Misschien was er wel een meisje dat het hele eind naar Hulst met hem meefietste… Wieske keek haar aan met vinnige oogjes. ‘De thee is wat slapjes. Daarom deed ik er een schepje suiker meer in.’ ‘Het smaakt best.’ Lore keek weer door het raam.‘ Zo’n prikkeldraad, daar wen je toch niet aan?’ ‘Natuurlijk niet, vooral niet op zondag. Als de mensen van Hollands Koewacht naar de kerk komen, moet ik mijn luiken sluiten. Dan ga ik op mijn slaapkamertje zitten, in de kou, maar dan zie ik tenminste wat van achter het gordijntje …’ Het vrouwtje kon nog lachen; ze was moedig. Lore gaf haar een zoen toen ze afscheid nam.
|